By the way... extra, 16 februari 1995


didn't I break your heart?


By the way...

Zoals de lezer reeds zal vermoeden, is deze `By the way...' gewijd aan de liefde. Niet de zotheid die op Valentijnsdag geëerd wordt - hoe kan men iets betuigen voor slechts één dag? -, maar zoals ze leeft in het hart en in de dromen die daaruit voorvloeien. Indien dit je niet kan boeien, werp hem dan terzijde: voor jou is hij niet gemaakt!

De redactie, de columnist en de vaste lezerschare die verrast zullen zijn door deze plotselinge verschijning, bied ik bij dezen mijn excuses aan voor het nemen van die vrijheid. Mijn liefde voor het onverwachte was hier aan het werk. Error zal hopelijk tevreden zijn: de handschoen door hem toegeworpen is hierbij opgeraapt.

Maar nu is het tijd voor vermaak. Allons, entendez mon cœur!


Zonder woorden


Gebed

In de hoop dat U luistert Heer, richt ik mijn bede tot U.

In de hemel troont U, genietend van heerlijke spijzen. Engelen schenken onuitputtend wijn onder het genot van muziek en gezang. Men een glimlach selecteerd U Uw gasten, koning en zwerver buigen gelijk voor het schitterend toneel. Rijk en ervaren weet U het publiek te bespelen. Eeuwig leven doet U kennelijk zeer goed.

Hier sterven kinderen van honger, hier vloeit rijkelijk bloed en is de dood niet in te dammen. Niemend dient iemand, behalve zichzelf. Ongevraagd worden wij geboren, vanaf het eerste moment bezorgen wij elkaar last. Slechts kruipend door de jaren heen, tot de dag waarop we onze laatste dank op het menselijk podium betuigen, scheppen we soms toch een hemel op aarde.

Een jaloerse God bent U, dat heeft U zelf gezegd. Afgoderij is ten strengste verboden. Dit boeit de mensen echter niet en zij klagen: `welke wonderen verricht U nu nog voor ons? Geen zeëen worden meer met wegen doorkliefd.' Terecht laat U ons verdrinken in onze armzaligheid. Want liefde hoort uniek te zijn, betwist maar onverdeeld. De zon warmt immers al alle harten. Liefde zo algemeen is toch van een lage soort?

Ach Heer, U bent te goed. In Uw oneindig medelijden heeft U toch alle mensen lief. Rechtvaardig als een aardse koning bent U, voor wie liefde zowel politiek als belasting is. De tol is voor velen te hoog, deze prijs kunnen ze niet betalen. `Heiligschennis' zult U kwaken, maar ik weet dat Uw boosheid hen niet zal raken. Hoe zoet kan wraak op eenvoudige stervelingen nu zijn?

Maakt U zich geen zorgen dat mijn hart doelloos zwerven gaat. Amor's gouden pijl, door Athene zelf vervaardigd, heeft mijn hart doorboord en vastgepind. Die zoete pijn zal voor altijd mijn leidraad zijn. Haar schoonheid zal ik aanbidden. Er is geen ruimte meer voor vals geloof.

AMEN

Geen agenda

Er is inderdaad geen agenda. De reden hiervoor is dat het niet past binnen het thema van dit nummer. Te veel mensen leven volgens een agenda, een vast schema waar ze naartoe werken. Is het niet mooier om alles over je heeb te laten komen? Ieder moment is uniek en wanneer je alles aan het lot overlaar krijg je er vanzelf een neus voor om de goeden eruit te kiezen, om te zorgen dat je dat wat je niet had willen missen ook niet zult missen.

Velen die moesten evacueren vanwege de hoge waterstand raakten van slag. Het pastte niet binnen hun normale ritme en ze waren bang dat wat hun dierbaar is te verliezen. Hier is op zich niets verkeerds aan - alhoewel -, maar toch zou de klap minder aangekomen zijn als ze bij de dag geleefd hadden. Dan is er geen ruimte om je aan kastjes of een huis te hechten. Dat is toch ook niet waar het werkelijk om gaat? Bovendien is het hele probleem al veroorzaakt doordat politici evenmin van moment tot moment hun beslissingen nemen. Er wordt door elk van hen voor gewaakt dat ze hun ambsttermijn vlekkeloos doorkomen. Er is geen ruimte om zich aan mensen en hun levens te hechten. Zo blijven ze agendapunten.

Je zult misschien zeggen dat we zonder al deze schema's en vaste afspraken niet verder komen. Dat we dan blijven steken in barbaarse kortzichtigheid. Uiteraard kun je plannen maken en je dromen dromen. Maar kijk eens hoe een spin zijn web weeft. Hij houdt alle touwtjes losjes in handen, houdt alle richtingen in de gaten. Het web laat hij meedeinen op de wind, hoe die ook waait. En mocht alles door een te harde windstoot verloren gaan, dan begint hij gewoon weer opnieuw. Het web komt van binnen uit. En een spin weet altijd hoe te weven. Verder weet hij dat het web niet voor slechts één prooi wordt gebouwd. Zo gaat het er niet om dat je al je dromen één voor één verwezenlijkt. Je ziet wel wat je vangt. Anders kom je misschien aan het eind van je leven en is er niets meer voor je over. Wat dan?


Voor...

haar die uitrijst boven alle anderen, een zilverster op een verlaten vlakte van ijs, onbereikbaar voor dit brandend hart.

Waanzin

Versuft voelde hij om zich heen. De ruimte was klein, niet meer dan een meter in het vierkant. Zijn handen raakten enkele webben, waarin het krioelde van spinnen. Hij deinsde terug. Niets kon hem zo benauwen als deze griezelige beesten. Ergens ver boven hem was de lucht donkerblauw, voor de rest was er alleen maar duisternis. Hij zat in de put.

Met wanhoop dacht hij terug aan de afgelopen avond - of was het langer geleden? Hoe zoet had zij geleken. Deze meesteres van twee harten had vrij met hem gelachen en gedanst, en zijn avances vervolgens harteloos ontweken. De smaak hiervan was bitter, de hare was nog steeds dezelfde.

Hij keek op naar de lonkende vrijheid. `Moge de glimlach van Vrouwe Fortuna de jouwe evenaren. Maar nee, met een sardonische lach kijken jullie op mij neder. Laat het zo zijn, mijn geluk zal altijd voor het jouwe wijken.' Wanhopig balde hij zijn vuist.

Hij opende zijn hart en daalde langzaam af naar de grauwe kerkers die daar verborgen lagen. Een hartverscheurend, krankzinnig gelach rees op uit de diepte van de schacht. Maar niemand hoorde het, en het was al snel vervlogen in de stilte van de nacht.


Woorden, woorden, woorden

Manchmal sag' ich mir: Dein Schicksal ist einzig; preise die übrigen glücklich - so ist noch keiner gequält worden. - Dann lese ich einen Dichter der Vorzeit, und es ist mir, als säh' ich in mein eignes Herz. Ich habe so viel auszustehen! Ach, sind denn Menschen vor mir schon so elend gewesen?

Met een pennestreek creëert de schrijver zijn wereld. Het is zijn beeld dat door de eeuwen heen blijft leven. Zijn diepste gevoelens, zijn schitterendste dromen worden met woorden geschetst. Hij gunt ons een blik op zijn doen en zijn laten. We kijken recht in zijn hart.

Maar woorden kunnen een eigen leven gaan leiden. Hun ijdelheid kent geen grenzen. De waarheid ontrouw, dromen zij dromen van eeuwige roem. Ze fluisteren de zoetste verhalen, verleiden tot wat je maar wil en weven zo hun eigen web. Ze zetten aan tot fantasieën van ongekende praal en pracht. Maar wie houdt er nu van dieven in de nacht?


Onbereikbaar

In't hev'ge spel van oorlog wordt geschaakt
op vreemde wijze, zonder veel verstand.
Alsof het scherp der snede rede kraakt,
zo springen koene ridders uit de band.
Rijk vloeit het bloed als zwaard op weerstand stuit,
terwijl de dorst ernaar zelfs nooit verslapt.
Alleen de duis'nde doden rusten uit,
Pandora's laatste kwaal is toch ontsnapt.
Uiteind'lijk wijkt de strijd voor avondstond,
soldaten keren t'rug naar hunner tent.
Nu zij ze uitgeput en zwaar gewond,
des morgens wacht een ander Troje hen.
De leegheid van het leven vult mijn hart
met hete tranen, maakt de toekomst zwart.

Hoop

Een woud. Opkomst Apollo.
Apollo: Hier loop ik, god der schone kunsten, in het schoonste woud op aarde. Maar zonder Daphne's liefde is alles verloren en kunnen zelfs deze laurieren mij niet bekoren. Ach, mocht haar onbuigzaam hart zich voor mij willen buigen, ik was een koning te rijk. Wees nu stil, daar is zij.
Opkomst Daphne. Daphne: Dit woud is mijn huis, Apollo. Waarom betreed jij het?
Apollo: Ik kwam hier om te jagen. Maar nu je je verwaardigt met mij te praten, zet ik dit plan graag samen met mijn boog aan de kant. Wacht even.
Apollo zet zijn boog weg.
Daphne: Vluchten gaat niet, merk ik. Wees dus niet ongerust, ik blijf hier. Waarover wil je spreken?
Apollo: Zijn sprookjes niet grappig? Stel je eens voor, Daphne, je bent een jonge prinses. Verlangend de prins van je dromen te ontmoeten, wandel je 's ochtends vroeg door het koninklijk park. De zon verwarmt je hart, de wind streelt je lichaam. Je voelt je als nooit tevoren. Verliefd, je weet alleen niet op wie.
Wanneer je langs de vijver loopt, alwaar zilveren fonteinen het water doen fonkelen en glinsteren, springt daar plots een kikker op je pad. Afzichtelijk van vorm en wezen, spreekt hij je met een zachte, zoete stem aan. Ach, hoor mijn verhaal, niet altijd ben ik groen en glibberig geweest. Eens was ik een prins en de wereld lag voor mij open. Maar ik werd behekst en de betovering wordt alleen door een kus verbroken.
Wat denk je, zou je deze kikker geloven en hem een kus laten stelen?
Daphne: Ik kan mij ergere dingen voorstellen, Apollo. Hier zou ik wel mijn kansen wagen. Ben je nu niet jaloers?
Apollo: Kwaak.

Handschoen

In een hospitaalkamer ligt een man op zijn ziekbied, hetgeen weldra zijn sterfbed worden zal. Aan de rand van het bed zit zijn vrouw. Een beetje in elkaar gedoken houdt zij zijn hand vast. Tegenover haar, aan de andere kant van het bed, heeft een schoonzoon plaat genomen. Hij probeert de laatste woorden, die niet voor hem bedoeld zijn, niet te horen. Misschien lukt het hem, misschien ook niet.

Ze kon zich nog herinneren hoe haar maag voortdurend ineen kromp. Wanneer zij probeerde haar honger te stillen of haar dorst te lessen, waren alle bronnen opgedroogd en lag het vruchtbare lang verlaten. Ze was alleen en een ieder die zij haar liefde wilde schenken liet dat zo. Hete tranen brandden door haar aderen en iedere hartslag kostte de pijn die nodig was voor zoveel verdriet. Hoe wanhopig had alles toen geleken! Alsof de zon nooit meer schijnen zou.

Maar toen was hij gekomen. Geen rijke prins op een schitterend wit paard, maar toch in staat de duisternis met zijn zwaard te doorklieven. Hij fluisterde in zoete woorden de bereidheid haar genegenheid in ontvangst te nemen. Hij zou haar geven wat ze nodig had, het braakland ontginnen. Voorbij waren de eenzame jaren. Ze kon weer dromen van het heerlijke leven, zag visioenen van een geweldig feest. En dromen werden werkelijkheid. Ze lachten en dansten en vierden iedere minuut van het nieuwe leven. Hun liefde kon niet meer stuk.

Een wervelende storm duurt echter niet eeuwig, en terwijl de jaren passeerden, zakte de wind. Het was allemaal niet meer vanzelfsprekend. Ze moesten nu werken voor het geluk. Het was niet altijd even makkelijk, het begrip soms een beetje zoek. Maar de mooie momenten bleven komen, naast die van verdriet. Door elkaars steun doorstonden ze alle problemen. In deze wereld van vreemden leefden ze als twee trouwe vrienden alleen voor elkaar.

Het was een standaard huwelijk, voor buitenstaanders niet echt bijzonder, maar voor henzelf toch zeker niet slechts. En was zij nu tekort geschoten?

De handschoen van hun huwelijk is dus versleten. Hij past niet zoals weleer en biedt ook geen veilige warmte meer. Tranen staan in haar ogen. De lege pijn is terug. Ze wilde dat ze zijn wooden niet gehoord had. Alles had ze gegeven en nu wilde ze dat ze kon zeggen: `Dit is het einde, er is niets meer over...'